Onlangs had ik een zakelijk etentje. Ik mocht het genoegen smaken om als ‘wijnkenner’ (ik zeg altijd liefhebber, kenner maken anderen je) de wijnkeuze te bepalen. En vervolgens te proeven. Het is een beetje een pedante vertoning, maar goed proeven in gezelschap is ook een kunst. De verwachtingsvolle, vragende gezichten aan tafel. De serveerster die angstvallig haar vingers van het etiket weghoudt en spiedt naar kurk in het glas. Ik pak mijn rol professioneel op en trek mijn meest serieuze gezicht.
De eerste wijn was direct een schot in de roos. Toscaanse finesse: een Ruffino Pinot Grigio. Een strogele wijn met een subtiel boeket waarin ik peer maar ook iets ‘bloesemigs’ en iets ‘amandeligs’ rook. Een sappige afdronk volgens de wijnkaart en dat klopte als een bus. Het gezelschap was minstens zo content als ik, met dit krediet kon ik verder voor de rode wijn.
Daar aangekomen openbaarde zich het grote voordeel van de zakelijke context: de eigen portemonnee blijft dicht. Dus die best wel dure Bourgogne is ineens een volstrekt logische begeleider van de eendenborst en de kalfsribeye. En zo werd ook de Chanson Cote de Beaune-Villages vakkundig door mij geproefd. Nom de Dieu, dat aantrekkelijke boeket waarover de wijnkaart repte is een prozaïsch understatement hors catégorie! Zeldzame elegantie in de neus: rood fruit, viooltjes, subtiel vanille en iets peperigs kon ik ook nog thuisbrengen. Eend en kalf vonden hun ideale eega in deze delicate tafeldame.
Zeldzame elegantie in de neus: viooltjes! |
Aangekomen bij het dessert bleek ik de enige liefhebber. In mijn eentje aan de dessertwijn leek mij niet chic, dus de tripel van bekwame wijnkeuze heb ik niet gescoord die avond.