
We beginnen met de lichtere wijn, de Philippe Pacalet Pommard 2009. Pommard is één van meest legendarische appellaties van de Bourgogne. Het gebied ligt in de Côte d'Or, de goudkust waar je voor zowel wijn als gaard goud geld betaalt. Dus als je zo'n klinkende naam kunt proeven zonder een rib uit je lijf te verliezen (we hebben het dan ook over een glas met slechts een halve deciliter wijn), dan weet je het wel. Zeker als Pinot Noir-liefhebber. Want de Bourgogne, en dan specifiek de Côte d'Or, is heilige grond voor deze druif. De geur is een beetje rokerig, iets van hout en leer. De smaak is een explosie van fruit: kersen, bramen, bosvruchten en wat al niet meer. De tannines plakken nog een beetje in de wangen (filmend heet dat zo mooi), die zullen met de jaren nog zachter worden zodat de wijn alleen maar beter wordt. Respect. Hier wordt zelfs de meest drukke drinker even stil van.

![]() |
Ideale wijn voor bij de bogrács |
We ruiken een gepeperde neus en proeven een afdronk met scherpe randjes. Een volle, geconcentreerde smaak die me een beetje boers voorkomt. Dit is de ideale wijn voor bij de bogrács, de traditionele Hongaarse ketel boven open vuur waar pittige stoofpotten in worden bereid. En dan die Bourgogne toch maar bewaren voor bij de fazant of de hazepeper.